De thermen van Heerlen: ontdekking en ontstaan.
ONTSTAAN
Rond 200 v.C. hadden de soldaten van de Romeinse republiek heel Italië tot aan de Alpen veroverd. In de volgende 300 jaar schiepen ze een rijk dat zich uitstrekte van Spanje tot aan de Perzische Golf. In het begin van de 2de eeuw n. C., ten tijde van keizer Trajanus, kende het imperium zijn grootste omvang.
De grens van het imperium, de limes, volgde in de provincie Germania de loop van de Rijn. Op regelmatige afstanden werden legerkampen gebouwd om van daaruit de grens te beschermen. (Noviomagus, Colonia Ulpia Trajana, Colonia Agrippinensis)
Op de kruising van twee heerbanen ontstond het huidig Heerlen, in het begin van onze jaartelling. De Romeinen noemden het Coriovallum, wat legerplaats betekent, hoewel het hoofdzakelijk een burgernederzetting betrof.
Duid aan op de kaart:
- In het blauw: de Rijn.
- Geel markeren: de 2 wegen die in Coriovallum kruisen:
De weg van Boulogne-sur-Mer aan de Franse kust via Tongeren, Maastricht en Heerlen naar Keulen en de weg van Xanten via Heerlen en Aken naar Trier.
Romeinse soldaten hebben het badhuis laten bouwen. Met de veroveringen had de badcultuur zich immers over heel het Romeinse Rijk verspreid. De thermen in Heerlen werden door soldaten en burgers gebruikt. Ze dateren van begin 2de eeuw en werden tot ca. 400 na C. gebruikt. Later raakte het complex in verval en werd het een steengroeve.
WERKING
In de kleedkamer gaf de bezoeker zijn kleren af en kreeg hij houten sandalen om niet uit te glijden in plassen water of olie. Speciale badkleding was niet nodig, er werd naakt gebaad. Meestal bracht men eerst een bezoek aan het warme bad. Hier kwamen de sandalen goed van pas, want de vloer was door een ingenieus systeem van holle ruimten (=hypocaustum) verwarmd.
Onder de badzaal was een oven die gestookt werd door slaven. Die oven verwarmde water in een bronzen vat tot ongeveer 30°C. Dit vat was rechtstreeks met een aquaduct verbonden. De warme lucht en rook van de oven werd dankzij een geringe tocht heel langzaam onder de vloer gevoerd. Die rustte op tegelpilaren en liep geleidelijk naar omhoog. De holle ruimte onder de vloer was verbonden met tochtbuizen in de muren. Zo werden ook de muren verwarmd. Na het warme bad was er keuze tussen een lauw bad in een minder warm vertrek en een koud bad. Dit laatste bekken was het ruimste van al en was maximaal 1,4 m diep.
Mannen en vrouwen baadden in de regel gescheiden. Aparte vrouwenvleugels kwamen wel voor, maar hadden minder voorzieningen. In gemeenschappelijke thermen, zoals in Heerlen, baadden de vrouwen 's morgens en in de vroege middag. De mannen konden zich veel langer en vooral 's namiddags, voor hun uitgebreide avondmaal laten verwennen. De mannencultuur primeerde.
ONTDEKKING
In juni 1940 besloot het college van burgemeester en wethouders van Heerlen om alle braakliggende terreinen in cultuur te brengen. Men verwachtte een schaarste aan voedsel vanwege de oorlog. De boer die op dit terrein in het centrum van de stad begon te ploegen, vond alsmaar puin. Toen op zekere dag een stuk van een zuil tevoorschijn kwam, was dit het sein voor een archeologisch onderzoek.
De opgravingen vonden gedurende 1940 en 1941 plaats en werden aanvankelijk uitgevoerd door dr. Beckers uit Beek en later (1941) ook door prof. Dr. A. E. van Giffen van het Biologisch Archeologisch Instituut te Groningen.
Een compleet badgebouw (thermen) uit de Romeinse tijd werd vrijgelegd met de afmetingen van circa 50x50m.
Meteen na de ontdekking werd besloten de thermen te bewaren en voor het publiek toegankelijk te maken. In ons klimaat is het echter noodzakelijk ze als het ware in te pakken en er een dak overheen te zetten. Tijdens de oorlogsjaren was er geen geld; ook na de oorlog was dit het geval. Om verder verval te voorkomen werd de ruïne in 1946 bedekt met 2000 m³ zilverzand en 1000 m³ teelaarde. In 1975 had de gemeente o.a. door bijdragen van derden voldoende financiële middelen om te beginnen met de bouw van het museum. Op 29 november 1977 werd het Thermenmuseum door prins Claus geopend.
EEN BEZOEK AAN DE THERMEN
De meest gebruikte openbare instellingen in Rome, maar ook in elke stad binnen het rijk, waren de baden. In Rome waren er op het einde van de republiek een 150, maar in volle keizertijd groeide dat aantal tot 900 aan. Iedere Romein ging haast alle dagen naar de baden. Dit ritueel was een manier van leven. De badhuizen waren brandpunten van het maatschappelijk en culturele leven.
Die dure gebouwen waren eigendom van de staat of de stad, maar gewoonlijk werden ze bekostigd door de keizer of een vermogend persoon, meestal een lid van het stadsbestuur. Die milde schenkers bezaten uiteraard een privé-bad, maar zij baadden, ook de keizer en zijn gevolg, in de openbare instellingen. Daar kwamen rijk en arm samen. Sociaal onderscheid werd daarbij niet gemaakt. De patronus wilde immers genieten van de strelende blikken van zijn cliënten. De toegangsprijs was laag (de prijs van een glas wijn) en soms werden gratis loden of houten toegangsschijven uitgedeeld. Alleen de vrouwen betaalden minstens het dubbele van de mannen.
Aangezien iedereen de badgelegenheden bezocht, werden de baden de propagandapaleizen bij uitstek. Marmeren zuilen, marmeren wasbekkens en wandbekleding, rijke mozaïekvloeren, schitterende plafondschilderingen, bronzen en marmeren beelden in nissen, ... alles van het duurste en het mooiste. Iedereen profiteerde van de luxe! Badgelegenheden gefinancierd door een krappere beurs wendden stucwerk aan, dit gaf ook de indruk van marmer of een ander rijk gesteente. De pronkzucht van de patronus kende werkelijk geen grenzen
Er waren verschillende types van baden. De thermen van Heerlen behoren tot het rijentype, wat betekent dat alle hoofdvertrekken in één rij liggen.
HET THERMENMUSEUM
In en om de thermen van Heerlen hebben de archeologen heel wat vondsten gedaan. Ze zijn te bekijken in het Thermenmuseum. Een fraai halssnoer, fijne glazen kruiken, enkele speeltjes, sober vaatwerk, olielampjes, ... ze brengen ons dichter bij de leefwereld van de gewone man in het grote Romeinse Rijk.